- point
- point1 [pwẽ]〈formeel, ook dialectisch〉♦voorbeelden:¶ 〈bijwoord〉 ne … point • geenszins, (in het geheel) niet(ne) point de … • geen …————————point2 [pwẽ]〈m.〉1 punt 〈interpunctie, muziek, morse〉 ⇒ stip, maatstreepje2 punt 〈ook wiskunde, natuurkunde, scheikunde, sterrenkunde〉 ⇒ plaats3 mate ⇒ staat, graad, moment4 punt ⇒ zaak, onderwerp, kwestie5 punt ⇒ cijfer6 (brei-, naai)steek7 〈scheepvaart, luchtvaart〉positie ⇒ standplaats, ligplaats, bestek8 steek 〈in de zij enz.〉9 (het) aanbreken 〈van de dag〉♦voorbeelden:1 point de carie • gaatje 〈in tand〉point d'interrogation • vraagteken 〈ook figuurlijk〉; 〈ook〉vraagpoints de suspension • gedachtepuntjes, puntje, puntje, puntjepoint final • punt 〈aan eind van zin〉mettre le, un point final à qc. • ergens een punt achter zettenmettre les points sur les i • de puntjes op de i zetten 〈ook letterlijk〉un point, c'est tout • punt uit, en daarmee basta→ mise2 〈computer〉 point d'accès • inbelpunt〈auto〉 points d'allumage • contactpuntenpoint de chute • plaats van inslagpoint de contact • raakpunt 〈ook wiskunde〉point de départ • startpunt; 〈figuurlijk〉uitgangspuntpoint d'eau • tappuntpoint d'impact • trefpuntpoint d'intersection • snijpunt, kruispunt, knooppunt 〈van wegen〉point de mire • mikpunt〈figuurlijk〉 point de non-retour • punt van waaruit geen terugkeer mogelijk ispoint de ralliement • verzamelpunt; 〈figuurlijk〉punt van overeenstemmingpoint repère • oriëntatie-, richtpunt, herkenningsteken; 〈figuurlijk〉aanknopingspuntpoint de section • snijpuntpoint de vue •〈zie ‘point de vue’〉les points cardinaux • de windstrekenpoint chaud • kruitvat 〈figuurlijk〉; 〈ook〉middelpunt 〈van activiteiten〉c'est son point faible • dat is zijn zwakke puntpoint mort • dood punt 〈ook figuurlijk〉; 〈auto〉(de) vrijl'affaire est au point mort • de zaak is vastgelopenmettre (le levier) au point mort • de versnelling in zijn vrij zettenpoint noir • mee-eter; 〈figuurlijk〉knelpunt3 à ce point (que) • in zodanige mate (dat), zo erg (dat)à tel point que, au point que 〈+ aantonende wijs, soms aanvoegende wijs〉 • zo zeer, zo veel datau point de 〈+ onbepaalde wijs〉 • zo zeer, zo veel datà quel point • hoe erg, hoe zeerau point où en sont les choses • zoals de zaken (ervoor) staanau dernier point, au plus haut point • uiterst, tot het uiterstenous en sommes toujours au même point • we zijn nog altijd even vermal en point • lelijk toegetakeld, in slechte staatêtre mal en point • er slecht aan toe zijn4 point de détail • detailkwestie, onbelangrijk puntpoint d'honneur • erezaakse faire un point d'honneur de 〈+ onbepaalde wijs〉 • er een eer in stellen om tepoint de religion • gewetenszaakpoint critique • heet hangijzer, punt waar het om draaitde point en point • letterlijk, preciesde, en tout point, en tous points • in alle opzichten, op alle puntenun discours en trois points • een redevoering in drie delenpoint par point • punt voor puntsur ce point • wat dit betreft5 bon point • 〈school〉goede aantekening, plaatje; 〈figuurlijk〉pluspuntmauvais point • 〈school〉slechte aantekening; 〈figuurlijk〉minpuntbattre aux points • op punten verslaanmarquer un point, des points • een punt, punten scoren; 〈ook figuurlijk〉winst boekenrendre des points à qn. • iemand punten voorgeven; 〈figuurlijk〉sterk staan, in het voordeel zijn ten opzichte van iemandvainqueur aux points • winnaar op punten6 point de couture • stiksel, stiksteekpoint mousse • ribbelsteekpoints de suture • hechtingenpoints de tapisserie • borduurstekenfaire un point à • met een paar steken bij elkaar halen7 point d'attache • thuishaven, standplaatsfaire le point • 〈van schip〉bestek opmaken, positie bepalen; 〈figuurlijk〉de balans opmaken, inventariseren8 point de côté • steek, pijn in de zijpoint de côté • steek in de zij9 le point du jour • de dageraadau point du jour • bij het krieken van de dag¶ point nasal • neuswortelmettre au point • instellen, afstellen; 〈figuurlijk〉rechtzettentomber à point • goed van pas komen, goed uitkomenà point • gaar, precies goedà point nommé • stipt op tijd, als geroepen〈spreekwoord〉 rien ne sert de courir, il faut partir à point • morgenman bidt om geen herberg〈spreekwoord〉 tout vient à point à qui sait attendre • de tijd baart rozenêtre au point • in orde zijn, goed werkenêtre sur le point de • op het punt staan om (te)m1) punt2) stip3) mate, graad4) cijfer5) (brei-, naai)steek6) positie, standplaats7) steek [in de zij]8) (het) aanbreken [dag]
Dictionnaire français-néerlandais. 2013.